Home
>
Blog
>
De substantie van het denken

De substantie van het denken

door

Mieke Mosmuller

23-08-2017 2 commentaren Print!

Als basis van de spirituele wetenschap moeten we tot de substantie van het denken komen. De alledaagse gedachten, ook wetenschappelijke gedachten, zijn slechts beelden - waar of niet, juist of niet. Dit is het kenmerk van het intellectuele denken. We hoeven niet verder te onderscheiden in het begrip 'denken'. Elke gedachte is een beeld en het heeft geen enkel zijn. Daarom worden leugens zo gemakkelijk verteld, omdat ze lijken niet echt te zijn. Men kan denken en zeggen wat toevallig goed uitkomt. Het denken heeft geen substantie, geen 'materie', het produceert beelden.


We hebben gezien dat dit gebrek aan substantie te maken heeft met het gebrek aan wilskracht in het denken. Zelfs intensief en moeilijk denken in de wetenschap geeft slechts een heel klein beetje wil in onze gedachten. Ze drijven weg als de lucht. Gedachten, in hun beste vorm - in de wetenschap - zijn beelden van vorm, van idee en zij zijn tegengesteld aan materie, aan substantie. Buiten zijn de dingen materieel; binnen, in mijn gedachten, is er slechts een vorm. Zelfs als ik erin zou slagen om alles te begrijpen wat er in de wereld is, als ik het volledige rijk van vormen had gevonden, zou ik iets missen: materie. Dit is de Aristotelische positie. Aristoteles kon geen brug vinden tussen vorm en materie. Hij wijst op deze brug in jn geschriften over God, over de Onbewogen Beweger, over de actualiteit. Maar dit punt werd niet zelf substantieel.

En zo moest de geschiedenis van de mens zich door vele manieren van denken heen werken om tenslotte een jongeman te zien verschijnen, in de laatste jaren van de 19e eeuw, die de oplossing heeft gevonden, een oplossing die geen beeld meer is, maar een wereldwonder, een enorme stap In de ontwikkeling naar de ware mensheid.
Natuurlijk heeft de grote wereld dit niet gezien, en waar het gezien is, is het zwaar bestreden. Slechts weinig mensen hebben het begrepen en nog minder hebben de uitdaging gevolgd. Misschien is het nu de tijd om dat te veranderen ...

De jonge man, Rudolf Steiner, vond dat Fichte in zijn filosofie de ontbrekende verbinding gaf. Hij beschreef het menselijke Ik. En hij zag dat Ik door zijn eigen wil actief kan worden. Maar hij heeft niet duidelijk beschreven wat voor soort activiteit het Ik kan 'willen'. Steiner heeft het antwoord gevonden: Het Ik brengt het denken tot verschijning. Hier worden niet de associatieve gedachten die komen en gaan bedoeld, maar het ware denken, waarmee we kennis verkrijgen. De 'natuur' van het Ik is het voorbrengen van het denken en het stellen van ideeën, van begrippen. Zo kan Steiner schrijven:
'De omstandigheid dat het ik door vrijheid in activiteit kan worden gebracht maakt het dit ik mogelijk om uit zichzelf door zelfbepaling de categorie van het kennen te verwerkelijken, terwijl in de overige wereld de categorieën door objectieve noodzaak met het daarmee corresponderende gegevene verbonden (verknüpft) blijken te zijn. Het onderzoeken van het wezen van de vrije zelfbepaling zal de opgave zijn voor een op onze kennistheorie gebaseerde ethiek en metafysica zijn. Deze zullen ook de vraag moeten bespreken of het ik ook nog in staat is om andere ideeën buiten die van het kennen (Erkenntnis) te verwerkelijken. Dat de verwerkelijking van het kennen door vrijheid gebeurt, treedt uit de boven gemaakte opmerkingen al duidelijk naar voren. Want, wanneer het direct gegevene en de daarbij behorende vorm van het denken door het ik in het kenproces worden verenigd, dan kan de vereniging van de anders gescheiden in het bewustzijn blijvende twee elementen van de werkelijkheid slechts door een daad van vrijheid gebeuren.' (GA 3)

Maar dit was niet het enige. Dit soort ontvouwen van gedachten uit vrijheid kan nog steeds slechts vormen produceren en nooit substantie. Maar Fichte was de filosoof die het raadsel van vorm en materie kon oplossen. Het Ik is niet alleen vorm, het is iets echts - hoewel de moderne filosofie dit bestrijdt en het in het kader van 'gewoon een beeld' plaatst. We hoeven niet te geloven dat het Ik vanaf het begin iets echts is, we kunnen het begrip van het Ik vormen. Maar daarvoor moet het ik sterk worden, veel sterker dan het van nature is. En door dit sterker worden, wordt het een wezenlijke gedachte, de eerste vorm die zijn substantie, zijn materie voortbrengt. Dat is niet meer een theorie, het kan worden waargenomen. En deze waarneming gaat verder dan alle andere waarnemingen in ons leven. Ik zou hier een lofzang kunnen zingen. En misschien moet ik dat maar eens doen en de zegeningen, de genade van het vinden van het Ik, dat zijn vorm vindt en dat zichzelf als materie voortbrengt, tellen door ze volgende week hier te beschrijven.

Mieke MosmullerDe substantie van het denken door Mieke Mosmuller

Geef uw commentaar





* Commentaren worden vóór plaatsing beoordeeld op hun inhoud. Commentaren met grove, discriminerende, racistische, beledigende, gewelddadige en/of kwetsende uitlatingen worden niet geplaatst. Een ieder die deze regels niet in acht neemt kan, zonder opgaaf van redenenen, worden geblokkeerd.
Commentaren
  • Van Ron Breland @
    Brady stresses that "Since in this same chapter Steiner speaks of the unification of ideas with their corresponding given as an “objectification” (Objectivierung) of the ideas, the objectification of the idea of cognition can only be the production of the "actuality" of cognition. After all, the idea [of cognition] has no necessary connection to anything "before cognition becomes actual", and "its actualization is [therefore] that of the [creation of our own] consciousness.
    Fichte did not study cognition itself, focusing entirely on the free self-determination of the I. The I, he insists, “posits its own existence.” Steiner accepts the notion of self-determination but then points out that Fichte has not thought this claim through. Fichte begins from the intuited truth that “the I can begin to be active only through an 'absolute original decision.'”
    But for Fichte it is impossible to find the actual content of the original activity posited by the I. He had nothing toward which this activity could be directed or by which it could be determined. The I is to do something, but what is it to do? Fichte did not formulate the concept of knowledge that the I is to realize, and in consequence he strove in vain to identify any further activity of the I beyond the original deed. (p. 76)
    40
    If the freedom of the originating deed of the idea [of cognition] is to mean something, it must possess specific content.
    Even if the I is free insofar as its own activity is concerned, nevertheless the I cannot but posit something. It cannot posit “activity, as such, by itself,” but only a definite activity ... Unless the I sets to work on something given which it posits, it can do “nothing,” and therefore cannot posit either. Fichte’s own principle actually shows this: the I posits its existence. Existence is a category. This means we have arrived at our principle: the activity of the I is to posit, by a free decision, the concepts and ideas of the given. Fichte arrives at this conclusion only because he unconsciously set out to prove that the I “exists.” Had he worked out the concept of cognition, he would have arrived at the true starting point for a theory of knowledge, namely: the I posits cognition. (p. 80)
    Steiner’s criticisms actually reveal how close Fichte came to important discoveries. Fichte argues, for example, that one must
    Attend to yourself: turn your attention away from everything that surrounds you and toward your inner life; this is the demand that philosophy makes on its disciple. Our concern is not with anything that lies outside, but only with yourself. (p. 81)

    because

    This science presupposes a completely new inner sense organ, through which a new world is revealed which does not exist for the ordinary man at all. (p. 82) Ron Brady, "How We Make Sense of the World" (quotes and parentheses my emphasis, rb ).
  • Van @
    Ja, liebe Mieke, sing Dein Loblied. Ich freu mich sehr darauf. Liebe Grüße!
    Margareta